Netty de Bruin-van Oevelen: een echte Krab in Putte
1 juli 2025
Ze is een echte Krab, maar woont al 56 jaar in Putte. “Ik kan overal aarden”, zegt de 90-jarige Netty de Bruin-van Oevelen. “Iedereen zegt hier goeiedag. Ik ben tevreden. Mijn vriendin komt ook uit Bergen op Zoom. Ze woont twee deuren verder.”

Netty woont al 31 jaar in haar seniorenwoning aan de Biezendreef. “Het is misschien een beetje druk, maar ik vind het gezellig”, wijst ze rond in haar knusse huiskamer vol poppen en andere snuisterijen. Er liggen hondjes op de vloer en bij het achterraam zitten vogeltjes. Verzorging is niet nodig, want het zijn geen levende dieren.
Die bevinden zich wel aan de andere kant van het raam, waar de meesjes zich laten horen in de zonovergoten tuin. Daarachter tekenen zich de stammen van hoge bomen af. “Ja, het is net een bos. We hebben jaren op een camping in Scherpenisse gestaan, maar een bekende zei: ik snap niet wat je daar moet als je zo mooi woont.”
Een fijn huis
“Het is een fijn huis”, zegt Netty terwijl ze een rondleiding geeft. “Alles is gelijkvloers en het is niet gehorig. Pas zijn deze woningen nog genoveerd. Er is gevoegd en geïsoleerd. Prima, want de huizen waren wel een beetje vochtig en tochtig. Bij mij viel dat trouwens nogal mee, omdat ik flink stook.”
Ze zegt dat ze zuinig is op haar huis en de huishouding grotendeels nog zelf uitvoert. “Alleen koken doe ik niet meer. En ik heb anderhalf uur per week een hulp voor het stofzuigen en een goede beurt van de keuken of de badkamer. Voor de tuin heb ik ook iemand die helpt. Vroeger, ja, toen deed ik dat ook allemaal zelf.”
Dat ze nog altijd zelfstandig woont, is een gevolg van plaatsgebrek in verpleeghuizen. “Vorig jaar had ik veel last van een gebroken ruggenwervel. Toen wilde ik naar een bejaardenhuis, maar er was nergens plek. Nu gaat het beter en ben ik blij dat ik nog hier woon.”
Echte Krabben
Het is inmiddels 56 jaar geleden dat ze in Putte kwam wonen, met haar man en kinderen. “Mijn man was kolenboer bij Sakko en in het weekend werkte hij bij een benzinepomp in Putte. Die pomp is later opgedoekt”, vertelt Netty.
In verband met het werk was het handig om in Putte te gaan wonen. “We zijn echte Krabben uit Bergen, maar we zijn nooit teruggegaan. Of ik weleens heimwee heb? Nou, nee hoor, al waren de vastenavend, de Sinterklaas en de Krabbenfoor daar wel altijd gezellig. Hier heb je dat ook wel, maar het kan niet tippen aan Bergen. Toch blijf ik lekker in Putte. Zolang het gaat, ga ik hier niet weg.”
Stilte
Netty heeft drie kinderen op de wereld gezet, twee dochters en een zoon. Haar zoon is omgekomen bij een verkeersongeluk. Zijn portret staat in een hoek van de huiskamer. Netty’s man is ook al jaren geleden overleden. Haar familie woont gelukkig in de buurt: kinderen, zeven kleinkinderen en elf achterkleinkinderen. “De jongste is vorig jaar op 11 december geboren.” Twee keer per jaar – op haar verjaardag en met Nieuwjaar – gaan ze met z’n allen uit eten. De laatste keren bij Puts Meuleke in Ossendrecht.
Het nieuws houdt ze goed bij (“Wat een hoop ellende!”), maar ze kijkt verder nauwelijks tv. De radio, die ze vroeger de hele dat aan had, blijft tegenwoordig ook uit. “Ik houd van de stilte en het ritselen van de meesjes in de tuin. Tot vorig jaar waren hier ook veel eekhoorntjes, maar ik zie er nu geen één meer.”
Toch trekt Netty er bij tijd en wijle ook op uit. Niet meer op vakantietrips, zoals vroeger naar Turkije, Griekenland, Limburg of de camping in Scherpenisse, maar in de buurt. Naar de bingo van de KBO en Herwonnen Levenskracht. “Dat zijn geen geldbingo’s hoor, je wint er boodschappen. Maar ik ga in de eerste plaats voor de gezelligheid. Ik neem altijd een kussen mee, voor mijn rug. Met de rollator kom ik overal in Putte. Ook als ik ga winkelen of een afspraak bij de kapper heb.”
‘Wonderlijk dat we zo ver gekomen zijn’
Oorlog en armoe
Geregeld denkt ze terug aan haar jonge jaren in Bergen op Zoom. Aan de oorlog en de schuilplaats onder het stadhuis. Aan de eerste communie, eveneens in de oorlogsjaren. En aan de schaarste en de armoe. “Als ik dan zo om me heen kijk, hier in mijn fijne huisje, denk ik: het is wonderlijk dat we toch nog zo ver gekomen zijn…”